Het onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, analyseert het juridisch kader van toepassing op de verspreiding van desinformatie via online diensten. Het rapport biedt een uitgebreid overzicht van de relevante Europese en Nederlandse normen en doet aanbevelingen voor de verbetering van dit juridisch kader. Het onderzoek bevat daarnaast ook een analyse van het relevant wettelijke kader in de V.S., het V.K, Frankrijk, Duitsland, Canada en Zweden.
Het rapport maakt duidelijk hoe de vrijheid van meningsuiting als rode draad door het wettelijke kader loopt. Dit fundamentele recht vormt zowel de buitenste grens voor regulering als een basis voor nieuwe maatregelen, bijvoorbeeld voor de bescherming van pluralisme. Het wettelijk kader van toepassing op desinformatie blijkt zeer breed, bevat verschillende reguleringsniveaus, verschuift afhankelijk van de specifieke context en omvat vele al bestaande normen voor de regulering van specifieke typen desinformatie. Verder blijkt het toezicht op dit wettelijk kader vrij gefragmenteerd te zijn. Op basis van deze analyse komt het rapport tot aan aantal aanbevelingen. De aanbevelingen hebben onder andere betrekking op het gebruik van de term desinformatie als beleidsterm, het omgaan met de spanningen op de verschillende beleidsniveaus, de regulering van internettussenpersonen door middel van transparantie verplichtingen en de samenwerking tussen de verschillende toezichthouders.
Voorafgaand aan deze eindrapportage is in eind 2019 het interim-rapport gepubliceerd. Dit rapport focuste op de relatie tussen desinformatie en online politieke advertenties (zie hier). Beide studies zijn onderdeel van het onderzoeksproject ‘Digital Transition of Decision-Making at the Faculty of Law of the University of Amsterdam’ dat zich buigt over vraagstukken gerelateerd aan kunstmatige intelligentie en publieke waarden, data governance, en online platforms.
15 mei 2020