De scriptie van Informatierecht student Gabriel Labella, The post is mightier than the sword: Deplatformen van politici op sociale mediaplatforms,
is opgenomen als NJB Topscriptie in het NJB Blog.
Labella schreef zijn scriptie onder begeleiding van Prof. Tarlach McGonagle en is beoordeeld met een 9.
Abstract:
Het weren van Amerikaans president Donald Trump en Nederlandse politici zoals Geert Wilders en Wybren van Haga van belangrijke platforms zoals X, LinkedIn en Facebook heeft discussies aangewakkerd over het ‘deplatformen’ van politici op sociale media. Platforms vormen tegenwoordig namelijk cruciale podia voor politieke communicatie. Sociale mediabedrijven modereren hun platforms via algemene gebruikersvoorwaarden, waarmee ze de traditioneel ruime uitingsvrijheid van politici eigenhandig kunnen beperken. Platforms hebben daartegenover vrijheid van ondernemerschap en recht op eigendom om hun platforms naar eigen voorkeur te organiseren, met inachtneming van hun maatschappelijke verantwoordelijkheden. Bovendien speelt het recht op vrije informatiegaring en vrije verkiezingen van andere platformgebruikers een rol wanneer volksvertegenwoordigers geweerd worden van dergelijke moderne fora. Deze scriptie onderzoekt de verhouding tussen het EU-reguleringskader en Europese grondrechten in het kader van deplatformen van politici op sociale media. Het stelt vast in hoeverre het huidige reguleringskader, met een focus op de Digital Services Act als centraal wetgevingsinstrument, de relevante grondrechten van uiteenlopende actoren voldoende waarborgt. Het onderzoek vangt aan met een conceptuele analyse van het deplatformen van politici in de context van sociale media, en plaatst dit fenomeen binnen het huidige medialandschap. Vervolgens biedt een uiteenzetting van de relevante Europese grondrechten via verdragsbepalingen en jurisprudentie een grondrechtelijk kader waar reguleringsinstrumenten aan moeten voldoen. Dit vormt een normatief kader om het uiteengezette EU-reguleringskader, bestaande uit de audiovisuele mediadienstenrichtlijn, de verordening mediavrijheid, uiteenlopende zelf- en co-reguleringsinitiatieven, en hoofdzakelijk de Digital Services Act, te toetsen. De resultaten tonen dat sectorspecifieke wetgeving op het gebied van grondrechtenwaarborging hevig op de DSA leunt als vangnet. Deze verordening zet duidelijke stappen vooruit binnen digitale contentregulering, maar voor effectievere waarborging zijn meerdere tekortkomingen aangestipt die verbetering behoeven. Deze tekortkomingen leiden namelijk tot preventieve verwijdering van controversiële maar legale content en een inconsistent moderatiebeleid. Het onderzoek beveelt transparantieverbetering in algoritmische besluitvorming en een onafhankelijke beoordelings- en toezichtinstantie aan om ongerechtvaardigd deplatformen te voorkomen, vooral tijdens verkiezingscampagnes. Alhoewel het huidige reguleringskader de onderzochte grondrechten niet pertinent schendt en platforms door de uitvoerige zorgvuldigheidsverplichtingen van de DSA niet zomaar zullen wegkomen met het onterecht deplatformen van politici die conform de wet handelen, is preventie wenselijker dan correctie.