Waarde verlenging mobiele vergunningen. Update: uitkomst veiling en verlengingsprijzen external link

Kerste, M., Weda, J., Rosenboom, N., Smits, T., van Eijk, N. & Poort, J.
2012

Abstract

Op 14 december 2012 is de veiling van frequenties voor mobiele communicatie (multibandveiling) afgerond. Onder het te verdelen spectrum bevonden zich de huidige vergunningen in de 900 MHz en 1800 MHz band. Deze vergunningen lopen af op 25 februari 2013. Omdat de mobile network operators, afhankelijk van de uitkomst van de veiling, tijd nodig zouden kunnen hebben om de transitie te maken naar de nieuwe vergunningen, heeft de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in 2012 besloten dat de huidige 900 MHz- en 1800 MHz-vergunningen op aanvraag zouden kunnen worden verlengd. Op grond van het geldende reguleringskader is de vergunninghouder bij verlenging van een vergunning een vergoeding aan de Staat verschuldigd. Dit rapport onderzoekt de wijze waarop de waarde van verlenging binnen de beleidsmatige en procedurele randvoorwaarden te bepalen is en stelt vervolgens de verlengingsprijzen vast. De uitkomst van de multibandveiling neemt daarbij een centrale rol in. De ontwikkelde methodiek heeft als basis gediend voor de ministeriële regeling waarin het eenmalig bedrag voor verlenging is geregeld. Uitgaande van 21 maanden verlenging, bedragen de verlengingsprijzen voor de huidige vergunninghouders in de 900 MHz en 1800 MHz band gecumuleerd € 387,847,454. Gegeven de veilinguitkomst, die een relatief beperkte (technische) transitie impliceert, hebben de vergunninghouders ondertussen een convenant gesloten waardoor een verlenging voor de transitie niet nodig is. Agentschap Telecom heeft hierbij een faciliterende rol gespeeld.

Telecommunicatierecht

Bibtex

Report{nokey, title = {Waarde verlenging mobiele vergunningen. Update: uitkomst veiling en verlengingsprijzen}, author = {Kerste, M. and Weda, J. and Rosenboom, N. and Smits, T. and van Eijk, N. and Poort, J.}, url = {http://www.ivir.nl/publicaties/download/Waarde_verlenging_mobiele_vergunningen.pdf}, year = {1004}, date = {2012-10-04}, abstract = {Op 14 december 2012 is de veiling van frequenties voor mobiele communicatie (multibandveiling) afgerond. Onder het te verdelen spectrum bevonden zich de huidige vergunningen in de 900 MHz en 1800 MHz band. Deze vergunningen lopen af op 25 februari 2013. Omdat de mobile network operators, afhankelijk van de uitkomst van de veiling, tijd nodig zouden kunnen hebben om de transitie te maken naar de nieuwe vergunningen, heeft de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in 2012 besloten dat de huidige 900 MHz- en 1800 MHz-vergunningen op aanvraag zouden kunnen worden verlengd. Op grond van het geldende reguleringskader is de vergunninghouder bij verlenging van een vergunning een vergoeding aan de Staat verschuldigd. Dit rapport onderzoekt de wijze waarop de waarde van verlenging binnen de beleidsmatige en procedurele randvoorwaarden te bepalen is en stelt vervolgens de verlengingsprijzen vast. De uitkomst van de multibandveiling neemt daarbij een centrale rol in. De ontwikkelde methodiek heeft als basis gediend voor de ministeriële regeling waarin het eenmalig bedrag voor verlenging is geregeld. Uitgaande van 21 maanden verlenging, bedragen de verlengingsprijzen voor de huidige vergunninghouders in de 900 MHz en 1800 MHz band gecumuleerd € 387,847,454. Gegeven de veilinguitkomst, die een relatief beperkte (technische) transitie impliceert, hebben de vergunninghouders ondertussen een convenant gesloten waardoor een verlenging voor de transitie niet nodig is. Agentschap Telecom heeft hierbij een faciliterende rol gespeeld.}, keywords = {Telecommunicatierecht}, }

Net neutrality and the value chain for video external link

Nooren, P., Leurdijk, A. & van Eijk, N.
Info, num: 6, pp: 45-58, 2012

Mediarecht

Bibtex

Article{nokey, title = {Net neutrality and the value chain for video}, author = {Nooren, P. and Leurdijk, A. and van Eijk, N.}, url = {http://www.ivir.nl/publicaties/download/Info_2012_6.pdf}, year = {1005}, date = {2012-10-05}, journal = {Info}, number = {6}, keywords = {Mediarecht}, }

Must-carry Regulation: A Must or a Burden? external link

IRIS Plus, num: 5, pp: 7-23, 2012

Mediarecht

Bibtex

Article{nokey, title = {Must-carry Regulation: A Must or a Burden?}, author = {van Eijk, N. and van der Sloot, B.}, url = {http://www.ivir.nl/publicaties/download/IRIS_Plus_2012.pdf}, year = {1009}, date = {2012-10-09}, journal = {IRIS Plus}, number = {5}, keywords = {Mediarecht}, }

Annotatie bij Hof van Justitie van de EG 23 februari 2006 (Siemens/ VIPA) external link

IER, num: 3, pp: 165-167., 2007

Abstract

Een concurrerende leverancier die in zijn catalogi gebruikmaakt van het kernelement van een in vakkringen bekend onderscheidend kenmerk van een fabrikant, trekt in omstandigheden als die in het hoofdgeding geen oneerlijk voordeel uit de bekendheid van dit onderscheidend kenmerk. Het voordeel van de vergelijkende reclame voor de consumenten moet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van het oneerlijk voordeel dat de adverteerder trekt uit de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent. In casu zouden de gebruikers, wanneer VIPA het kernelement van de bestelnummers van haar aanvullende componenten voor de besturingssystemen van Siemens veranderde, de bestelnummers van de overeenkomstige producten van Siemens in een vergelijkende lijst moeten opzoeken. Dat zou nadelen voor de consumenten en VIPA opleveren. Daarentegen kan het voordeel van de vergelijkende reclame voor de adverteerder, dat wegens de aard van dit soort reclame hoe dan ook evident is, op zich niet beslissend zijn bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het gedrag van deze adverteerder.

Bibtex

Case note{nokey, title = {Annotatie bij Hof van Justitie van de EG 23 februari 2006 (Siemens/ VIPA)}, author = {Kabel, J.}, url = {http://www.ivir.nl/publicaties/download/annotatie_ier_2006_3.pdf}, year = {0505}, date = {2007-05-05}, journal = {IER}, number = {3}, abstract = {Een concurrerende leverancier die in zijn catalogi gebruikmaakt van het kernelement van een in vakkringen bekend onderscheidend kenmerk van een fabrikant, trekt in omstandigheden als die in het hoofdgeding geen oneerlijk voordeel uit de bekendheid van dit onderscheidend kenmerk. Het voordeel van de vergelijkende reclame voor de consumenten moet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van het oneerlijk voordeel dat de adverteerder trekt uit de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent. In casu zouden de gebruikers, wanneer VIPA het kernelement van de bestelnummers van haar aanvullende componenten voor de besturingssystemen van Siemens veranderde, de bestelnummers van de overeenkomstige producten van Siemens in een vergelijkende lijst moeten opzoeken. Dat zou nadelen voor de consumenten en VIPA opleveren. Daarentegen kan het voordeel van de vergelijkende reclame voor de adverteerder, dat wegens de aard van dit soort reclame hoe dan ook evident is, op zich niet beslissend zijn bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het gedrag van deze adverteerder.}, }

Annotatie bij Vzr. Rb. Arnhem 16 augustus 2006 ((KPN / UPC)) external link

IER, num: 5, pp: 281-285, 2007

Abstract

Gebruik van het merk van een ander in vergelijkende reclame vergt volgens deze uitspraak onderzoek naar noodzaak dat merk te noemen. Indien die noodzaak ontbreekt, is er geen sprake van een geldige reden in de zin van artikel 13a, lid 1 sub d. BNW en sprake van onrechtmatig gebruik van het merk in de zin van artikel 6:194a BW. Het simpele feit dat een adverteerder vergelijkende reclame maakt, is volgens annotator echter voldoende noodzaak om het merk van de concurrent te noemen. Afzonderlijk onderzoek naar de noodzaak is dan dus niet vereist. Een rechter die dat wel doet, zet de richtlijn op zijn kop. Dat betekent ook dat voor een afzonderlijk onderzoek naar het bestaan van een geldige reden in het merkenrecht in zaken van vergelijkende reclame geen plaats behoort te zijn.

Industriële eigendom, Merkenrecht

Bibtex

Case note{nokey, title = {Annotatie bij Vzr. Rb. Arnhem 16 augustus 2006 ((KPN / UPC))}, author = {Kabel, J.}, url = {http://www.ivir.nl/publicaties/download/annotatie_ier_2006_5.pdf}, year = {0525}, date = {2007-05-25}, journal = {IER}, number = {5}, abstract = {Gebruik van het merk van een ander in vergelijkende reclame vergt volgens deze uitspraak onderzoek naar noodzaak dat merk te noemen. Indien die noodzaak ontbreekt, is er geen sprake van een geldige reden in de zin van artikel 13a, lid 1 sub d. BNW en sprake van onrechtmatig gebruik van het merk in de zin van artikel 6:194a BW. Het simpele feit dat een adverteerder vergelijkende reclame maakt, is volgens annotator echter voldoende noodzaak om het merk van de concurrent te noemen. Afzonderlijk onderzoek naar de noodzaak is dan dus niet vereist. Een rechter die dat wel doet, zet de richtlijn op zijn kop. Dat betekent ook dat voor een afzonderlijk onderzoek naar het bestaan van een geldige reden in het merkenrecht in zaken van vergelijkende reclame geen plaats behoort te zijn.}, keywords = {Industriële eigendom, Merkenrecht}, }

Should the objectives of the rules on unfair competition be te protection of competitors, or consumers, or of other interests? How should any conflict between these objectives be resolved? external link

2007

Abstract

The European Directive 2005/29/EC on unfair commercial practices of May 11, 2005 regulates exclusively unfair commercial practices which are directly related to influencing a transactional decision of end-consumers and excludes all practices that are neither directed to end-consumers, nor directly influencing a transactional decision of consumers. Misleading advertising, for instance, is now judged on the basis of two different sets of regulation: the new Directive 2005/29/EC deals with "B2C"-advertising, while "B2B"-advertising has to comply with Directive 84/450/EEC. This international report, based upon contributions from eleven countries, is devoted to the question whether there are a priori two different standards for assessing unfair commercial practices. Is there one standard for consumers and another one for competitors? On the other hand, are the interests of all market participants too intertwined to allow different standards of fairness? More generally: Should the rules on unfair competition focus on the act as such - which, of course, must be seen against the background of alle circumstances, especially the target group - or should they focus primarily on the protection of the end-consumer or of competitors?

Industriële eigendom, Oneerlijke mededinging

Bibtex

Report{nokey, title = {Should the objectives of the rules on unfair competition be te protection of competitors, or consumers, or of other interests? How should any conflict between these objectives be resolved?}, author = {Kabel, J.}, url = {http://www.ivir.nl/publicaties/download/LIDC_International_Report.pdf}, year = {0524}, date = {2007-05-24}, abstract = {The European Directive 2005/29/EC on unfair commercial practices of May 11, 2005 regulates exclusively unfair commercial practices which are directly related to influencing a transactional decision of end-consumers and excludes all practices that are neither directed to end-consumers, nor directly influencing a transactional decision of consumers. Misleading advertising, for instance, is now judged on the basis of two different sets of regulation: the new Directive 2005/29/EC deals with "B2C"-advertising, while "B2B"-advertising has to comply with Directive 84/450/EEC. This international report, based upon contributions from eleven countries, is devoted to the question whether there are a priori two different standards for assessing unfair commercial practices. Is there one standard for consumers and another one for competitors? On the other hand, are the interests of all market participants too intertwined to allow different standards of fairness? More generally: Should the rules on unfair competition focus on the act as such - which, of course, must be seen against the background of alle circumstances, especially the target group - or should they focus primarily on the protection of the end-consumer or of competitors?}, keywords = {Industriële eigendom, Oneerlijke mededinging}, }

The Orphan Works Problem: The Copyright Conundrum of Digitizing Large-Scale Audiovisual Archives, and How to Solve it external link

van Gompel, S. & Hugenholtz, P.
Popular Communication - The International Journal of Media and Culture, num: 1, pp: 61-71, 2010

Abstract

This article examines the problem of 'orphan works' against the background of various projects for mass-digitization of audiovisual content. Orphan works are works for which the copyright owners cannot be identified or located. The fact that a particular work is 'orphaned' makes it impossible to clear the rights and to legally reutilize the work. This article describes and evaluates six different possible regulatory solutions to the orphan works problem, including extended collective licensing and compulsory licensing. The article concludes that if one wants to make the vast European audiovisual cultural heritage available for future usage, regulatory intervention is indispensable.

Auteursrecht, Intellectuele eigendom

Bibtex

Article{nokey, title = {The Orphan Works Problem: The Copyright Conundrum of Digitizing Large-Scale Audiovisual Archives, and How to Solve it}, author = {van Gompel, S. and Hugenholtz, P.}, url = {http://www.ivir.nl/publicaties/download/the_orphan_works_problem.pdf}, year = {0303}, date = {2010-03-03}, journal = {Popular Communication - The International Journal of Media and Culture}, number = {1}, abstract = {This article examines the problem of 'orphan works' against the background of various projects for mass-digitization of audiovisual content. Orphan works are works for which the copyright owners cannot be identified or located. The fact that a particular work is 'orphaned' makes it impossible to clear the rights and to legally reutilize the work. This article describes and evaluates six different possible regulatory solutions to the orphan works problem, including extended collective licensing and compulsory licensing. The article concludes that if one wants to make the vast European audiovisual cultural heritage available for future usage, regulatory intervention is indispensable.}, keywords = {Auteursrecht, Intellectuele eigendom}, }